Spring naar inhoud

Marian

Ambulanceverpleegkundige

Marian woont samen met haar dochter, drie honden en een kat in een klein dorp en heeft een uitwonende zoon. Met haar honden wandelt zij elke dag, ze sport regelmatig en duikt graag in een goed boek.

‘Sinds 17 jaar ben ik ambulanceverpleegkundige bij Ambulancezorg Groningen op de ALS, de spoedambulance. Ik ben opgeleid op de post in Appingedam, waar ik tien jaar heb gewerkt. Daarna was ik op verschillende posten te vinden en inmiddels werk ik met een flexrooster vast op de Gotenburgweg in de stad. Ik heb altijd een baan in de zorg gehad. Op mijn achttiende begon ik in het ziekenhuis van Delfzijl. Daarna werkte ik op verschillende afdelingen van het UMCG. Voordat ik op de ambulance begon, was ik acht jaar werkzaam op de Intensive Care. In tegenstelling tot sommige collega’s heb ik niet altijd de wens gehad om op de ambulance te werken. Toen ik een IC-collega tegenkwam die de opleiding tot ambulanceverpleegkundige ging doen en zei dat het ook echt iets voor mij was, besloot ik om te solliciteren. Na meer dan twintig jaar als verpleegkundige had ik veel kennis opgebouwd en een klinische blik ontwikkeld. Ik vond dat ik klaar was voor een nieuwe stap. In het ziekenhuis ben je voor het maken van beslissingen en uitvoeren van handelingen afhankelijk van een arts. De zelfstandigheid die je hebt op de ambulance trok mij aan. De overstap vond ik heel spannend, maar het contact met de collega’s was direct erg prettig en ik vind het werk geweldig. Ik heb er geen moment spijt van gehad.’

‘Die zelfstandigheid op de ambulance heeft twee kanten. Het geeft je veel vrijheid, maar ook veel verantwoordelijkheid. Je staat er samen met je collega voor. Als Team moet je het doen, deze samenwerking tussen ACH en AVP is cruciaal voor een goede hulpverlening. Als verpleegkundige ben je eindverantwoordelijk voor het stellen van de diagnose en de acties die daarbij horen. Dat kan soms best pittig zijn. Je weet van tevoren nooit in wat voor situatie je terechtkomt. Dat maakt het werk veelzijdig en boeiend, maar soms ook zwaar. Het afgelopen jaar heb ik veel heftige casussen meegemaakt. Er zijn altijd casussen die je raken, die je nooit meer vergeet. Tijdens het werk behoud je dan je professionele houding, maar soms raakt het je zo erg, dat je uit balans raakt. Dit kan allerlei oorzaken hebben. Soms is je rugzak gewoon vol, of speelt er iets op privégebied. Je weet nooit welke casus extra hard gaat aankomen. Dat gebeurt je gewoon. Bij mij was dat onlangs, bij een incident waar een jong meisje overleed. Dat raakte mij enorm en het lukte me niet om dat los te laten. De betrokkenheid van de collega's van de GBW was heel fijn, vanuit de organisatie is er gelukkig goede begeleiding en kreeg ik hulp aangeboden. Dankzij EMDR lukte het om weer verder te gaan, dat heeft mij erg goed geholpen.’

Rust creëren

‘Dit werk heeft hele mooie kanten. Het echte contact dat je hebt met mensen die een hulpvraag hebben, blijft voor mij het mooiste aan dit vak. Mensen zijn vaak heel blij dat je er bent. Soms zijn mensen ook erg in paniek. Hoe rustiger je zelf blijft, hoe makkelijker het is om rust te creëren in een situatie. Vanuit die rust is het makkelijker om te beoordelen wat er precies aan de hand is. Soms kun je al vrij snel uitsluiten dat er iets ernstigs aan de hand is. Dan kun je iemand geruststellen en is een gesprekje soms genoeg voor iemand om verder te kunnen. Ook de samenwerking die je hebt met je naaste collega maakt het werk bijzonder. Je bent afhankelijk van elkaar en je moet weten wat de ander doet, denkt en wil. Communicatie is ontzettend belangrijk want als je samenwerking stroef verloopt kan dat ook invloed hebben op de hulpverlening. Met collega’s waar je al jaren mee werkt hoef je soms juist amper te praten omdat je al zo op elkaar afgestemd bent. Je weet precies hoe je collega werkt. Met een nieuwe collega is het belangrijk om te leren hoe je het beste met elkaar kunt communiceren. Daar moet je elkaar dan in helpen.’

Verminderde zelfredzaamheid

‘Het werk is heel afwisselend. Je weet van tevoren nooit hoe druk het gaat worden. Al zijn er in mijn ervaring wel periodes dat het drukker is. Mensen denken vaak dat er in de winter meer gebeurt, maar mijn ervaring is juist dat het werk in de zomer heftiger is. Je komt van alles tegen. We komen vaak bij mensen die druk of pijn op de borst voelen, of waarbij er sprake is van een CVA. Maar ook verkeersongelukken, valpartijen of ongelukken met landbouwvoertuigen komen op je pad. Er is wel veel veranderd, want de Midden Complex ambulances vangen nu veel van de ritten overdag op. Het lijkt echter alsof de hulpvraag in de avond en de nacht juist toeneemt. Mensen lijken toch minder zelfredzaam dan vroeger en bellen vaker en sneller naar 112. Daardoor word je vaker opgeroepen voor minder levensbedreigende dingen. Wij kunnen mensen dan vaak wel geruststellen of doorverwijzen naar de juiste hulpverlening of een signaal doorgeven naar de huisarts.’

‘Als we aankomen stellen we ons eerst altijd voor en maken we contact met de mensen die al aanwezig zijn. Als het geen acute situatie is, luister ik naar het verhaal van de persoon waar we voor komen en mijn collega sluit de apparatuur aan. Ik vraag naar de klachten en kijk ondertussen hoe iemand er bij zit: wat is de kleur van de huid, zie ik tekenen van benauwdheid, wat valt mij verder op. Die klinische blik heb je wel nodig in dit vakgebied. Je moet naar iemand kijken en meteen kunnen inschatten of het ernstig is of minder ernstig. Dat leer je door heel veel mensen te zien. Dan ga je controles doen, gegevens verzamelen, en zaken uitsluiten zodat je een diagnose kunt stellen. Op basis daarvan bepaal je de volgende stappen en ga je bedenken wat de beste hulp is die wij kunnen bieden. Als er sprake is van een acute levensbedreigende situatie, ga je samen met je collega eerst handelen, eventueel hulp vragen van een tweede ambulance, het MMT en pas in tweede instantie de oorzaak van deze situatie achterhalen.

De dynamiek van het nachtleven vind ik heel leuk

‘Je hebt in dit werk altijd met mensen te maken, dus dat moet je wel liggen. Het willen zorgen voor mensen moet je echt in je bloed zitten als je dit werk wilt doen. Zo vind ik het fietsen op de Ambubike in de binnenstad van Groningen een van de leukere dingen om te doen. Het Ambubiketeam is een volledig ambulanceteam, maar dan op de fiets met tassen waarin al het materiaal zit dat je in de auto ook hebt. Het Ambubiketeam wordt ingezet in het horecagebied in de Binnenstad van Groningen op donderdag-, vrijdag- en zaterdagnacht. We kunnen sneller en minder zichtbaar hulp verlenen bij bijvoorbeeld valpartijen van dronken mensen, of een hoofdwond door een vechtpartijtje.


De rijdende ambulance komt vaak met veel bombarie de binnenstad in, wat niet altijd hoeft. Door Het Ambubiketeam blijven de ambulances vrij om naar andere spoedgevallen te gaan en het zorgt voor meer rust in de binnenstad. Ik vind het dan ook heel jammer dat we op dit moment niet fietsen omdat er door personeelstekort anders te weinig personeel is voor de rijdende ambulances, en ik hoop dat de Ambubikers snel weer terugkomen in het straatbeeld. Het is zo’n leuke functie omdat je een intensieve samenwerking hebt met het OOT (Openbare Orde Team) en omdat de dynamiek van het nachtleven heel leuk is. Je gaat ook met een andere mindset aan de slag, want je weet al dat je voornamelijk met dronken uitgaanspubliek te maken krijgt en daar stel je je op in. De sfeer is echter meestal heel gezellig. Op de Ambubike heb je al snel contact met mensen, want in tegenstelling tot de afgesloten ruimte van een ambulance ben je heel zichtbaar. Dan roepen de mensen op straat dat ze het tof vinden dat we er zijn.’